Factchecken

Iedereen zijn eigen feiten: politicide op een journalistiek genre

Een feit heeft een eigen politieke logica waar ook factcheckende journalisten zich naar moeten schikken: goedschiks of na enige dwang.

Het boterde al een tijdje niet tussen de Republikeinse Partij in Virginia en de Richmond Times-Dispatch. Factchecks van journalist Warren Fiske schoten de partijleiding regelmatig in het verkeerde keelgat. Daarover was al eens met Fiske gesproken, maar die zag geen noodzaak om zijn werkwijze te veranderen.

Er zat voor de partij niets anders op om dan zelf de publiciteit maar te zoeken – met een zwartboek. De partij maakte zich in toenemende mate zorgen over het objectieve karakter van Fiskes factchecks en publiceerde het rapport The Common Wealth of Virginia: A Comprehensive Analysis of Politifact Virginia’s Questionable Objectivity, op 10 juli 2012. Het rapport is hier als pdf-bestand te vinden.

87 pagina’s lang somden de onderzoekers voorbeelden van dubieuze feiten op. De conclusie:

“Een objectieve analyse laat zien dat PolitiFact Virginia’s benadering van uitspraken vooringenomen zijn en Republikeinse partijgenoten, officials en kandidaten tegenwerken.”

Geïnstitutionaliseerde jacht op factcheckers

Fiske checkte direct deze Republikeinse meta-check: klopte het verwijt van de Republikeinen dat hij strenger was voor hen dan voor de Democraten?

Ja, concludeerde Fiske.

En dat was ook niet zo vreemd. De Republikeinen leverden de gouverneur, vice-gouverneur en openbaar aanklager, de meerderheidsleider in het Huis van Afgevaardigden en hadden een meerderheid in beide huizen in Virginia. En ook de strijd om een zetel in de Senaat ging tussen vier Republikeinen. De Democraten deden in Virginia nauwelijks mee.

En zelfs dan verdeelde Fiske het aantal checks keurig over beide partijen. Hem kon kortom niets worden verweten, toch is dat precies wat de Republikeinen in Virginia vervolgens deden. Daarbij verlegden zij de aandacht van de checks naar Fiske persoonlijk.

Wat volgde was een geïnstitutionaliseerde jacht op factcheckers die de Republikeinse partij kritisch controleerden. Daarvoor werd zelfs een organisatie opgericht: MediaTrackers; inmiddels uitgegroeid tot een conservatieve site en de politieke tegenpool voor het al langer bestaande Mediamatters (opgericht in 2004) die in alle denkbare media conservatieve ‘misinformatie’ opspoort. Beide vanuit de overtuiging dat feiten onproblematisch zijn vast te stellen en een duidelijke politieke voorkeur hebben; al naar gelang de politieke overtuiging van de redactie.

Politieke logica

Fiskes botsing met de Republikeinse Partij en de sterk gepolariseerde factcheck-initiatieven van Mediatrackers en Mediamatters tonen aan hoe problematisch Amerikaanse politici factchecks vinden. Waar politieke belangen groot zijn, is de reflex om risico te reduceren en kansen uit te buiten nauwelijks te onderdrukken: na journalistieke innovatie volgt direct professionalisering van politieke communicatie waardoor de relatie tussen pers en politiek onder druk komt te staan.

Zo tekent Michael Schudson in zijn boek The Sociology of News op dat het journalistieke zelfvertrouwen aan het begin van de vorige eeuw leidde tot een nieuwe invulling van het presidentschap: niet in een ondergeschikte rol met het Congres, zoals de Founding Fathers De Founding Fathers zijn de grondleggers van de Verenigde Staten van Amerika. De bekendste namen zijn George Washington, John Adams, Thomas Jefferson, James Madison, Benjamin Franklin, John Jay en Alexander Hamilton. hadden bedacht, maar actief zoekend naar draagvlak bij de publieke opinie, via de pers.

De president deed dat eerst zelf. Roosevelt liet zich tijdens het scheren of het verwerken van de post ‘interviewen’ door een select groepje progressieve journalisten met naam en faam. Al snel kwamen er specialisten in toegang tot nieuws (woordvoerders) en weer later zelfs specialisten in beeldvorming (spin doctors en newsmanagers).

Na de onthullingen van de Pentagon Papers De Pentagon Papers werden in 1971 onthuld door de New York Times. Het was een geheim rapport van het Amerikaanse ministerie van Defensie over de politieke en militaire inmenging van de VS in Vietnam tussen 1945 en 1967. en de opkomst van de onderzoeksjournalistiek trof president Richard Nixon direct maatregelen om het publicitaire risico van actieve onderzoeksjournalisten tot een politiek minimum te beperken. Zijn team van ‘loodgieters’, bedoeld om de lekken in het Witte Huis op te sporen en te dichten, leidde uiteindelijk tot zijn aftreden, maar zeker niet tot het terugschroeven van politieke communicatie-experts die tussen macht en monitoring werden geschoven.

Politieke inmenging in factchecking

Schudson merkt op:

“Politieke en media-instituties zijn zo met elkaar verknoopt in een dans, dat nauwelijks te onderscheiden is wie met die dans begint en waar de ander deze vervolgens stopt.”

Zo bezien is de coup van de Amerikaanse politiek op factchecken als journalistiek genre helemaal niet zo vreemd en past in een lange traditie. Het viel dan ook te verwachten dat de Amerikaanse politieke elite het nieuwe speeltje van de pers direct zou proberen af te pakken of in te kapselen.

Precies die politieke inmenging signaleerde Michelle Amazeen in 2013 in haar onderzoeksrapport Making A Difference: A Critical Assessment of Fact-checking. Dit rapport is hier als pdf-bestand te vinden. In haar puurste vorm, als journalistiek genre ontstaan in 2004, was het in 2012 alweer onderdeel van de politieke strijd om de waarheid. Neil Newhouse (opiniepeiler van Mitt Romney in 2012) verwoordde het toen zo: Dit citaat is de kop van dit artikel van The Atlantic uit 2012.

“We’re not going to let our campaign be dictated by fact-checkers.”

Maatregelen van bestuur

De journalistieke provocatie van de checks leidde al snel tot politiek communicatieve tegenmaatregelen en de fact-check-attack was een feit. Het American Press Institute (2015) onthulde na onderzoek Zie het rapport ‘Fact Check This’: How U.S. politics adapts to media scrutiny. hoe de elite de check precies had geschaakt: politici citeren checks om hun argumenten kracht bij te zetten, zij hebben weinig moeite om checkers stevig aan te pakken en zelfs ronduit te negeren.

President Barack Obama heeft in deze coup waarschijnlijk school gemaakt; door het aanstellen van een woordvoerder in zijn campagneteam – alleen voor factcheckers wel te verstaan.

En de meest actuele greep naar de feiten kwam van Hillary Clinton. Tijdens het eerste debat van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 reageerde zij gevat op het verwijt van Donald Trump dat haar belastingplannen zouden leiden tot minder werkgelegenheid:

“Ik ging er al vanuit dat er dergelijke claims en beschuldigingen zouden volgen.” Zie het transcript van dit debat.

Clinton bracht vervolgens, live, haar site onder de aandacht – als een soort tweede scherm waar de waarheid nog eens werd vastgesteld en was terug te lezen:

“We hebben mijn homepage, hillaryclinton.com, omgetoverd in een factchecker. Dus als u real time wilt weten wat de feiten zijn, gaat u daar dan alstublieft even kijken.”

Clintons tweede-feiten-scherm kwam overigens voort uit frustratie. In de weken voorafgaand aan het tweede debat met Trump woedde een felle discussie over de vraag of de moderator verantwoordelijk is voor de feitelijkheid van de argumenten. Janet Brown, voorzitter van de Commission on Presidential Debates (de organisatie achter alle presidentiële debatten), was van mening dat vooral kandidaten elkaars argumenten moesten checken. Clinton eiste een kritischer moderator bij het tweede debat, kreeg die niet en bouwde dus haar site om, blijkbaar bang dat alle journalistieke initiatieven (NPR, ABC, New York Times en Washington Post) steken zouden laten vallen.

Echokamer van volgelingen

En precies in dat wantrouwen tegen bestaande journalistieke checks, schuilt het grootste gevaar van de politieke coup op dit journalistieke genre. Clinton creëert een echokamer waarin haar volgelingen knus tegen elkaar aankruipen om vooral checks te lezen op die vreselijke Trump … maar geen enkele check op hun eigen kandidaat: Hillary Clinton.

Ontsnappen uit die echokamer is lastig. De afhankelijkheid van Facebook voor politiek nieuws, groeit: bijna tweederde van de Amerikanen volgt (politiek) nieuws via sociale media die met algoritmen het meest wenselijke nieuws voor gebruikers uitrekenen. De bias van Facebook wordt met elke klik op een bericht sterker: kritische, alternatieve geluiden worden door lerende algoritmen buitengesloten en consumenten krijgen nauwelijks nog dissidente informatie.

De gevolgen zijn navenant: Pew Research Center toonde in oktober 2016 nog aan dat nog geen vijfde van de ondervraagden denkt dat Clinton en Trump-aanhangers het over basale feiten eens kunnen worden. Ruim tachtig procent denkt dat beide het kampen het dus over basale feiten helemaal niet eens worden. Zie het PEW-onderzoek In Presidential Contest, Voters Say ‘Basic Facts,’ Not Just Policies, Are in Dispute.

De Amerikaanse tegenstellingen hebben zich verdiept tot op het bot en door de politieke bemoeienis met factchecks tot op het niveau van politiek en journalistiek, namelijk tot de feiten waarover geen verschil van mening hoeft te bestaan.

Politicide

De politieke inmenging in journalistieke zaken is al lang niet meer aan Amerikanen voorbehouden. Ook in Europa en Nederland verstevigt de politiek haar greep op de feiten en de controleurs daarvan – ze zijn te belangrijk om aan de journalistiek over te laten.

De Europese Unie heeft sinds 2015 een Disinformation Review en Disinformation Digest waarmee actief Russische propaganda en desinformatie wordt bestreden. Het initiatief is een politiek wapen in de strijd tegen Russische staatsmedia, als we de Europese Unie moeten geloven tenminste.

Tot dit opvallend assertieve initiatief besloten de staatshoofden in maart 2015 en sindsdien vult de EU een leemte op die schijnbaar door de journalistiek wordt achtergelaten. De EU legt wekelijks lange lijsten met Russische feiten, verdraaiingen, hele en halve leugens aan. Zie een voorbeeld (pdf!). Een strategische zet in de propagandaoorlog vanuit het Kremlin met feiten als inzet.

Ook in Nederland zijn feiten inzet van de strijd tussen politiek en journalistiek. En ook die strijd, waarbij politiek de logica bepaalt, is niet nieuw. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling waarschuwde in 2003 nog voor medialogica, Zie het rapport als pdf-bestand. waarbij politici weliswaar het nieuws bepalen, maar “media (…) het decor op[bouwen] waarbinnen politici hun rol kunnen spelen en daarmee oefenen ze een belangrijke invloed uit op de manier waarop het spel wordt gespeeld.”

De politieke logica van de journalistiek

In 2011, amper acht jaar later, was die logica omgekeerd. In Gevaarlijk Spel beschrijven de onderzoekers Prenger c.s. een verhouding tussen politiek en pers die zich noodgedwongen schikt naar wat de politieke logica van de journalistiek kan worden genoemd. Dat leidt zelfs tot directe inmening in het uitnodigingsbeleid van talkshows.

In het boek wordt bijvoorbeeld voorlichter Jeroen Sprenger (Binnenlandse Zaken) aangehaald:

“Bij Barend en Van Dorp hebben we destijds na een nare ervaring gezegd: Gerrit Zalm komt alleen maar als hij alleen is. Nova Politiek wilde Zalm met De Geus De Geus was de toenmalige CDA-minister van Sociale Zaken. Dat doen we dus niet. En Pauw & Witteman had Wouter Bos helemaal alleen. Je moet nagaan of je je professioneel staande kunt houden naast René Froger of Jort Kelder. […] Maar je begint argeloos, zulke maatregelen komen pas als je een paar keer bent belazerd. Soms zijn er dingen waarvan ik zeg: nu moet je echt ophouden, nu moet je terug in je hok.”

De fact-check-attack

De verhoudingen tussen pers en politiek lijken ook in Nederland tussen 2003-2011 omgedraaid en opvallend genoeg in dezelfde periode als in Amerika. Gold in de VS begin 2000 nog de medialogica van de politieke feitencheck, in 2012 gold de politieke logica van de fact-check-attack.

En daarin zit ook een verschil tussen Amerika en Nederland: de politicide op de journalistieke factcheck vond in Amerika plaats in 2012, maar heeft in Nederland nog niet plaatsgehad. Nederland kent namelijk geen met Amerika vergelijkbare journalistieke factchecktraditie.

De kans dat deze traditie ontstaat, is buitengewoon klein. Als we Prenger c.s. moeten geloven, heerst in Nederland al een politieke logica die feiten in een stevige greep houdt en uit die greep is het voor journalisten geen ontkomen aan. Ook hier worden journalistieke genres al ras ingekapseld door de politiek en is daarmee, net als al die voorgaande journalistieke innovaties, een nieuw front in de onderlinge strijd om de waarheid. Anders gezegd: iedereen zijn eigen feiten.


— of — Reageer

Reacties

Leave a Reply