Het is best wel een wonder dat we nog bestaan. Als journalistencoöperatie. En al helemaal als lezerscoöperatie. Het aantal argumenten tegen zo’n samenwerkingsverband is namelijk nogal groot. Freelance journalisten zijn ongelooflijke eigenheimers. Het verenigen van zulke eigenzinnige vakmensen is geen simpele opgave.
Maar nu bestaat Het Cultureel Persbureau, ‘Cultuurpers’ voor vrienden, alweer sinds begin 2009. Veel journalistieke start-ups hebben niet zo’n lange geschiedenis. Om te laten zien hoe dat toch gelukt is, moeten we even terug naar die beginjaren.
Nothing to lose (get me off the street)
De belangrijkste reden waarom start-ups slagen, is omdat de mensen die het doen helemaal niets te verliezen hebben. Meer heb je niet nodig om te verklaren waarom een grote krantenuitgeverij nooit succesvol zal zijn in het bedenken van echt totaal nieuwe dingen: ze hebben te veel te verliezen.
Ik had begin oktober 2008 niets meer te verliezen. Ik lag op een Utrechts kruispunt, creperend van de pijn omdat een automobilist vier gecompliceerde breuken in mijn onderbeen had gereden, en de ambulance de weg niet kon vinden. Mijn leven lag naast mijn gloednieuwe fiets, het zou nooit meer hetzelfde zijn.
Kaalslag in de kunstjournalistiek
In diezelfde tijd kreeg heel toevallig ook de Geassocieerde Pers Diensten (GPD) Geassocieerde Pers Diensten (GPD) was een Nederlands persbureau dat achtergrondartikelen leverde aan regionale kranten. Per 1 januari 2013 is het persbureau opgeheven. – mijn belangrijkste opdrachtgever, waar ik sinds het begin van de eeuw als freelancer aan leverde – het zwaar. Als eerste werd de kunstredactie gedecimeerd, wat dan vooral gold voor het geld dat aan freelancers werd besteed.
Eenmaal opdrachtgeverloos en gerevalideerd trad ik toe tot het bestuur van de Freelancers Associatie De Freelancers Associatie (FLA) is in 1999 opgericht door een aantal ‘gezichtsbepalende’ freelancers als Max Pam, Jan Dijkgraaf en Herbert Blankesteijn, om op te komen voor met name de digitale rechten van freelance journalisten, wier werk door dagbladen steeds vaker zonder toestemming en zonder vergoeding digitaal werd doorverkocht en hergebruikt., en het eerste bericht dat me daar bereikte was dat het Financiële Dagblad de kunstredactie de deur uit deed, en voortaan alleen nog zou schrijven over kunst waar beleggers in geïnteresseerd waren.
Een week later bleek dat Birgit Donker – destijds hoofdredacteur van NRC Handelsblad, nu directeur van het Mondriaanfonds – zeventig Sommige freelancers schreven slechts een paar stukken per jaar, andere hadden een veel frequentere samenwerking. freelance medewerkers van de kunstredactie van die krant de wacht had aangezegd, omdat NRC Handelsblad ging bezuinigen. Op kunst. Om te beginnen.
Zo werd het offensief tegen de kunstjournalistiek ingezet, ruim anderhalf jaar voordat iemand nog maar van Halbe Zijlstra had gehoord, of durfde dromen van een kabinet met de PVV als gedoogpartner. Halbe Zijlstra werd staatssecretaris van cultuur in het eerste kabinet-Rutte (VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV). In het regeerakkoord was afgesproken dat de Cultuurbegroting van 900 miljoen zou worden teruggebracht tot 700 miljoen, dat de BTW op cultuur zou worden verhoogd en de speciale WW-uitkering voor kunstenaars zou worden afgeschaft, naast bezuinigingen op het gemeentefonds. Bij elkaar opgeteld is de totale vermindering van het cultuurbudget inmiddels opgelopen tot zo’n 500 miljoen euro.
Een GPD voor kunst
Ik besloot, samen met een team van op straat gezette kunstjournalisten van NRC Handelsblad, het Financiële Dagblad en de GPD, een eigen ‘GPD voor kunst’ op te richten. Een persbureau, uitsluitend gericht op kunstjournalistiek, dat tegen een veel lagere overhead dan die dure GPD hetzelfde zou kunnen bieden aan de naar kunst hongerende kranten van Nederland. Maar dan beter, frisser.
Het idee leek kansrijk. Nota bene het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek had een onderzoek laten verrichten naar de toekomstkansen voor zulke gespecialiseerde persbureau’s en die leken goed. Het rapport over dit onderzoek dateert van 2009 en heet Het persbureau in perspectief.
Ik kreeg begeleiding van Syntens Syntens was een semi-overheidsorganisatie, gesubsidieerd door het Ministerie van Economische Zaken, die bedoeld was om het MKB te ondersteunen met onderzoek en begeleiding. Ze deden ook veel voor startende ondernemers. Sinds 1 januari 2014 is Syntens opgegaan in de Kamer van Koophandel. en we gingen aan de slag om het bureau te profileren, wat niet eens zo makkelijk bleek: waar staan we voor, waar gaat dit over, wie zit op ons te wachten? Vragen waarop niet één-twee-drie een antwoord te geven is.
In gesprek met mediapartners
Ik ging praten met de Volkskrant, met Wegener, met de Publieke Omroep, en overal was men in eerste instantie positief over samenwerking. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – toen nog gerund door PvdA-minister Plasterk – kende ons een startsubsidie toe. Wat weer leidde tot een hoop ‘vrienden’ die daar ook weer een graantje van mee wilden pikken, zonder er iets voor terug te willen geven. Zo wilde omroep Het Gesprek Het Gesprek (2007-2010) was een Nederlandse commerciële televisiezender die voornamelijk interviews en debatten uitzond. Kijk voor meer informatie op Wikipedia. ons adressenbestand vol deskundige journalisten en kenners uit het veld, én ons geld, net als de AVRO. Na wat eerste gesprekken met de AVRO over het opzetten van een kunst-discussieportal via onze site, besloot de omroep zelf een miljoen te investeren in een heel nieuwe, eigen website, waar Cultuurpers-auteurs gratis aan mochten bijdragen. Omroep Het Gesprek had een programmaformule ‘De recensenten’ bedacht, waar wij ook recensenten voor mochten leveren, mits we die een door hen vast te stellen honorarium zouden betalen. Toen dat lastig bleek, wilden ze ons adressenbestand, en is er nog lang onderhandeld over de afkoop van een en ander. Omroep Het Gesprek staakte een half jaar later – in augustus 2010 – de uitzendingen.
Serieuzere partners vielen ook af. De Volkskrant kwam na twee eerste hoopgevende gesprekken zelf in de uitverkoop te liggen Na het avontuur met het hedgefund Apax, dat de reserves van de uitgeverij had opgemaakt, moest de Volkskrant op zoek naar een nieuwe eigenaar. Die werd uiteindelijk gevonden in de Vlaamse Persgroep. en Wegener liet weten dat ze onlangs een miljoen in internet hadden geïnvesteerd en dat dat na een half jaar nog niks had opgeleverd, waardoor ze er nu even klaar mee waren, maar dat ze wel ons adressenbestand wilden.
Inmiddels had ik een eigen website opgezet, had ik Twitter en Facebook gekoppeld en begon de aandacht voor ons nieuws snel te groeien. Reden genoeg om samenwerking met mediapartners even op een laag pitje te zetten, en ons voor financiering te richten op het culturele veld. Daar ging toen nog veel geld om en heerste een grote bereidheid om in zoiets nieuws als een online medium mee te gaan.
Op zoek naar een verdienmodel
Het Cultureel Persbureau zou vanaf nu rechtstreeks met het publiek gaan communiceren, door de website CultureelPersbureau.nl om te bouwen tot ons primaire, gratis toegankelijke nieuwsplatform. Feitelijk dekte onze naam al niet meer de lading, maar we hadden die site nu eenmaal, en de merknaam. ‘Cultuurpers’, zoals we inmiddels op Twitter en Facebook heetten, profileerde zich steeds meer met een eigen geluid: geen ‘standaard’ recensies, maar bevlogen betogen naar aanleiding van een kunstwerk.
We deden niet mee aan de stroom van verdedigingsredevoeringen voor kunstsubsidies waarmee de media werden bestookt, maar concentreerden ons liever op de feiten, die vaak al belachelijk genoeg waren. Cultuurpers schreeuwde niet om cultuur: we schreven erover. Of we maakten met spotgoedkope cameraatjes een talkshow die we uitzonden via YouTube.
Tijdens de grote en omstreden ‘Mars der Beschaving’ in 2011 De Mars der Beschaving is een mars die in 2011 werd georganiseerd als protest tegen de cultuurbezuinigingen die door het eerste kabinet-Rutte werden aangekondigd. Deelnemers liepen van Rotterdam naar Den Haag en protesteerden daar over de bezuinigingen., deden we verslag via een liveblog, als een van de eerste nieuwsmedia in Nederland. We trokken uiteindelijk 12 duizend kijkers, meer mensen dan er naar de demonstratie zelf kwamen.
Dankzij een startsubsidie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die we mochten besteden aan het optuigen van de organisatie – maar nadrukkelijk niet aan journalistiek – was Stichting Cultureel Persbureau De Dodo inmiddels voorzien van een bestuur, een hoofdredacteur, een zakelijk leider en een secretariaat. Plus een pool van ongeveer 20 journalisten.
Die toevoeging, De Dodo, in de naam van de stichting, waar kwam die vandaan? Ik zocht begin 2009 een plaatje voor het net geopende Twitteraccount. Ik bedacht dat een variant op de Twittervogel een leuk idee zou zijn, en stuitte bij toeval tijdens het zoeken naar vogelplaatjes op een dodo. Die werd het. Want de dodo was nauw verbonden met kunstpropagandist Boudewijn Buch, en was, zo dacht men toen, uitgestorven door Hollandse vraatzucht en zinloze jacht. Zoiets gebeurde toen ook met de kunstredacties, dus vond ik het een leuke geuzennaam. Aangezien het beeld van die vogel een sterk beeldmerk bleek, hebben we bij het uiteindelijke vaststellen van de naam ook gekozen voor ‘Cultureel Persbureau De Dodo’. Ook omdat we dachten dat ‘Cultureel Persbureau’ alleen, bij de Kamer van Koophandel op bezwaren zou stuiten. Wat niet zo was, maar toen was het leed al geleden.
Festivalkranten maken
We gingen ‘festivaldagkranten’ maken, in samenwerking met een paar grote festivals. We begonnen met het Holland Festival, festival De Internationale Keuze van de Rotterdamse Schouwburg en Springdance. Redelijk grote, toen nog kapitaalkrachtige organisaties.
Ik had berekend dat we met tien van zulke grote festivals per jaar genoeg inkomen konden verwerven om de rest van het jaar de honoraria te kunnen betalen voor recensies, interviews en voorbeschouwingen. Het businessplan lag klaar, en was door destijds gezaghebbende partijen als Kennisland Wat Syntens was voor het Ministerie van Economische Zaken, was Kennisland voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: begeleiding, brainstormen, advies voor het MKB in de cultuur- en onderwijssector. en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zelf goed ontvangen: we hadden iets moois te pakken, een cultuurjournalistiek verdienmodel als alternatief voor de kwijnende aandacht voor kunst in de bestaande media.
Wegbezuinigd verdienmodel
Toen trad eind 2010 een nieuw kabinet aan (het tweede kabinet-Rutte) en zou vanaf 2013, met het nieuwe bezuinigende cultuurplan in werking, alles anders worden. Ons verdienmodel werd wegbezuinigd, omdat op één na alle festivals werden gekort, tegelijk met het einde van onze eigen startsubsidie. Mijn inkomen ging naar nul, het kantoor werd opgezegd.
Voordeel: ik had opnieuw niets te verliezen. Behalve dat ik dit keer een flinke online kaartenbak en een paar samenwerkingspartners uit de boedel had overgehouden. Cultuurpers zou dus een doorstart maken, want ik had wegens een grondige haat jegens het UWV geen zin in de (bescheiden WW-uitkering waar ik na deze laatste twee jaar loondienst bij de Stichting Cultureel Persbureau recht op had.
Ik had ook geen zin om in mijn eentje al het werk te doen, en daarom nodigde ik een tiental journalisten uit waarmee ik de eerste jaren goed had samengewerkt, om deel te nemen in een coöperatie.
Pure coöperatie
Het Coöperatief Cultureel Persbureau was in eerste instantie een pure coöperatie van journalistieke ondernemers. Inkomen kwam vooral van een grote opdracht Een twee jaar durende samenwerking met festival De Vrede van Utrecht. die we hadden overgehouden uit de ‘rijke’ tijd, en een paar trouwe samenwerkingspartners, zoals het Holland Festival en het Haagse literatuurfestival Writers Unlimited. We verzorgen voor beide de verslaggeving van zoveel mogelijk onderdelen die minder door de reguliere media gecoverd worden. We hadden een goed lopende website met veel bezoek, een groot Twitteraccount en veel vrienden op Facebook. Meer had je niet nodig voor een online bedrijf, in 2012.
De auteurs betaalden een bescheiden contributie en leverden verder een paar gratis verhalen, terwijl we elkaar in die eerste tijd directe opdrachten doorspeelden, waar dan voor betaald werd, al naar gelang de prijs die we ervoor bedongen hadden bij de opdrachtgever.
Dat systeem werkte aardig, maar was uiteindelijk niet bevredigend. Tussen de betaalde klussen door gebeurde er bar weinig. Het platform dat onze website inmiddels was geworden, kwijnde weg als er geen verse berichten op kwamen. Dus moest er een plan worden bedacht waarmee we de inkomsten gelijkmatiger konden verdelen over de tijd en over de auteurs, zodat er een meer constante nieuwsstroom op de site kwam.
De oplossing die ik daarvoor vond trok zelfs de aandacht van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en De Nieuwe Reporter: we besloten onder elkaar een vast bedrag per maand te verdelen, waarvan de hoogte afhankelijk was van het totaal aantal bezoekers aan de website. Dat bedrag verdeelden we weer naar rato van het aantal bezoekers dat een auteur met zijn of haar verhalen bereikte. Om het systeem solidair te houden en te voorkomen dat mensen alleen nog maar clickbait gingen schrijven, stelden we een onder- en bovengrens in: een verhaal dat minder dan 30 lezers trekt doet niet mee, en als iemand boven de 30% van het totaal trekt, verdelen we alles wat daarboven komt onder de rest.
Het systeem werkt nog steeds: de nieuwsstroom is gestaag, we trekken steeds meer bezoek en dankzij een toename in het aantal samenwerkingspartners en adverteerders verdubbelt de omzet elk jaar.
De Lezerscoöperatie
Een belangrijke stap was dat we in 2014 de journalistieke coöperatie hebben omgezet in een lezerscoöperatie. Ik besloot namelijk om de onderzoeksopdracht die ik mezelf gegeven had voor deze artikelenserie op de website van Nieuwe Journalistiek, en waarvoor ik subsidie ontvang van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, ook op mezelf toe te passen: een lezerscoöperatie dus, waarbij de lezers ook lid en dus eigenaar kunnen worden van het medium.
Mijn voorbeeld was de Tageszeitung in Berlijn, die in eigendom is bij 14 duizend lezers, die samen 16 miljoen euro op de bank hebben gezet. Lees op Nieuwe Journalistiek het artikel Die Tageszeitung: een kleine, maar rijke krant, dankzij leden.
En dat terwijl ze de website identiek hadden gemaakt aan de krant, en daar dezelfde informatie gratis aanbieden, slechts voorzien van een vriendelijke nudge om vrijwillig bij te dragen. Het leverde de krant in het eerste jaar al maandelijks een bedrag van vijf nullen op. Als dat ook hier mogelijk zou zijn…
Ik geloofde er zo hard in dat ik zwaar teleurgesteld was toen na het inbouwen van de lidmaatschapstechniek in de site van Cultuurpers slechts vier lezers zich als lid hadden aangemeld. Inmiddels weet ik beter en ben ik optimistisch over onze toekomstkansen.
Ik weet bijvoorbeeld dat Nederlanders geen Berlijners zijn. Nederlanders staan niet te springen om ergens geld aan te geven, als dat alleen maar is om iets in stand te houden zonder dat daar iets tastbaars tegenover staat, behalve dat algemene belang. Berlijners zijn solidair, op een andere manier valt het succes van de Tageszeitung niet te verklaren.
Maar ook heb ik geleerd dat speciale activiteiten, exclusief voor leden, geen efficiënt middel zijn: ze kosten veel tijd en energie om te organiseren, en worden slechts door een klein percentage van de leden bezocht. Dat gaat pas werken bij duizend leden of meer.
De kracht van onderzoeksjournalistiek
Wat werkt, is inhoud. Onze sterkste trekkers zijn die journalistieke onderzoeksverhalen waarmee we het werk doen dat de dagbladen steeds vaker laten liggen. Kunstredacties zijn traditioneel niet zo van de onderzoeksjournalistiek, en elke keer (ongeveer 10 keer per jaar) dat we een onthulling kunnen brengen die de rest van de pers heeft gemist, groeit het ledenaantal.
We waren er vier jaar geleden bij toen ons al duidelijk werd dat het niet goed ging met het Orkest van het Oosten. De lokale media (TC Tubantia en RTV Oost) hadden de menskracht niet om er aandacht aan te besteden, voor de landelijke media speelde het verhaal zich te ver van Amsterdam af. Onze verslaggever Henri Drost woont in de regio en heeft vier jaar lang uitstekend verslag gedaan van de neergang. Zo zelfs, dat toen de beerput in 2015 aan de oppervlakte kwam, de politiek niet langer kon wegkijken: ons dossier bewees wie er had zitten slapen.
Zo scoren we vaker, niet alleen met goede onderzoeksjournalistiek, maar ook met de kracht van de gemeenschap: een lid dat muzikant is, schreef al anderhalf jaar geleden een vlammend betoog tegen de slechte betaling van musici op gesubsidieerde festivals, dat duizenden keren gelezen werd. De SER pakte het nieuws op en enkele weken geleden presenteerde die club een rapport dat onze bevindingen bevestigde.
Toen minister Bussemaker een verhoging van de subsidie voor een paar festivals aankondigde, en de landelijke pers daar juichend over berichtte, konden wij een uur later melden uit welke cultuursubsidiepot de minister dit betaalde, en sloeg dat nieuws in: opnieuw vele duizenden lezers, en veel nieuwe leden.
Werving van donateurs en leden
De groei ging echter niet snel genoeg. Zonder een duidelijk zichtbare, smakelijke wortel voor de neus komt de gemiddelde lezer van onze website (gemiddeld 25 duizend per maand) dus niet op het idee om lid of donateur te worden.
We zijn daarom in grote mate afhankelijk van een paar kapitaalkrachtige partijen Inmiddels heeft de coöperatie zes ‘dragers’: onder andere het Holland Festival, maar ook het Sociaal Fonds Podiumkunsten. uit het veld, die sinds we een lezerscoöperatie zijn, ook lid zijn en vaak ruimhartig adverteren. Door die steun kon onze omzet tot nu toe elk jaar verdubbelen, maar er kleven een paar nadelen aan. Het eerste is dat je erg afhankelijk bent van een paar grote financiers. En ook al steunen zij de coöperatie juist vanwege de journalistiek onafhankelijke koers die we varen: naar buiten toe kan de indruk ontstaan dat de leden invloed hebben op de berichtgeving, en dat is weer slecht voor onze reputatie.
Daarom zijn we begonnen met een grote wervingsactie – nu ja, groot – voor ‘supporters’: mensen die wel behandeld worden als lid, maar het niet zijn. Eigenlijk dus zoals De Correspondent het doet. Lees op Nieuwe Journalistiek het artikel Waarom de leden van De Correspondent juridisch gezien geen leden zijn. Er staat sinds een paar maanden een pop-up op de site die mensen drie keuzes biedt: lid worden voor 130 euro, supporter worden voor 60, of gratis inschrijven voor de nieuwsbrief.
De pop-up werkt. Niet dat het geld nu binnenstroomt, maar per maand schrijven zich ongeveer 30 mensen in voor de gratis nieuwsbrief, krijgen we er 2 supporters bij en schrijft zich 1 nieuw lid in. Dat is groei, maar het kan sneller. Op het moment van publicatie van dit artikel hebben we 43 leden en 56 supporters.
Blendle
Marten Blankesteijn, bedenker en oprichter van Blendle, zal mij nog niet van zijn dodenlijst gehaald hebben. Een lijst waar ik als een van de eersten op terecht kwam omdat ik als voorzitter van de FreelancersAssociatie in het geweer kwam tegen de deal die Blendle had gesloten met de krantenuitgevers.
In allereerste instantie was ik enthousiast geweest over Blankesteijns plannen: een eenvoudig betaalsysteem voor losse artikelen, mediabreed.
Toen echter bleek dat uitgevers niet alleen de makers van hun best verkopende artikelen niet zouden laten meedelen van de opbrengst van Blendle, sloeg de sfeer om: Blendle was een middel waarmee freelancers nog meer van hun inkomen en rechten werden beroofd dan eerder het geval was. Precies daarom had Herbert Blankesteijn, de vader van Marten Blankesteijn, (met enkele anderen) in 1999 de FreelancersAssociatie opgericht, en was ik er in dat jaar ook lid van geworden. Hoe vader en zoon het thuis zullen hebben opgelost, weet ik niet. Maar vanaf de lancering van Blendle in 2014 hadden Marten en ik slaande ruzie.
En toen gooide Blendle, dankzij Reporters Online, de app open. Begin 2016. Een wordpress-plug-in geeft opeens elke freelancer de kans om een betaalknop aan de eigen site toe te voegen, inclusief verwerking en afhandeling. Lees het artikel op Nieuwe Journalistiek: Blendle-knop voor freelance journalisten start buitenlands avontuur van Reporters Online.
Dat is bijna te mooi om waar te zijn, maar ik besloot de betaalknop direct aan onze site toe te voegen. Opeens is er nu een extra reden voor mensen om lid of supporter te worden, omdat ingelogde bezoekers de betaalknop niet krijgen. Opeens is er een mogelijkheid voor de auteurs om daadwerkelijk iets extra’s over te houden aan hun artikelen, bovenop de minimale vergoeding die de coöperatie hen biedt.
Het is februari als ik dit schrijf en Blendle laat ons pas in april weten hoe de verkoop gaat. Vooralsnog zie ik geen grote daling in de bezoekcijfers, en zijn de verhalen achter de betaalknop nog steeds even goed en langdurig gelezen als daarvoor. Er schrijven zich bovendien meer leden en supporters in.
Ik ben optimistisch, er is hoop, en dat is best wel prettig.
Reacties